Hans Borstlap: “Het vaste contract de norm? Dat zal je mij nooit horen zeggen.”

15 april 2021

Hans Borstlap, voorzitter van de Commissie Regulering van Werk, zegt dat hij wat ongelukkig is dat het begrip ‘werknemer tenzij’ in zijn rapport terecht is gekomen. Het gaat uiteindelijk om een gelijk speelveld, met basiszekerheden voor alle werkenden. Zonder dat er een hiërarchie is tussen verschillende contractvormen.

Zo legt hij uit in een aflevering van de podcastserie ‘Werken aan Nederland’. “Ik sluit niet uit dat elementen van het rapport van de Commissie Regulering van Werk doordesemd zijn met het klassieke denken over arbeidsverhoudingen met het vaste contact als de norm.” Die ontboezeming deed Hans Borstlap, voorzitter en naamgever van die commissie, in de podcast ‘Werken aan Nederland.’ In een lang, maar boeiend gesprek met Roos Wouters (Werkvereniging) en Martijn Aslander, vertelt Borstlap openhartig over het proces dat zijn commissie doorgemaakt heeft. Over hoe verschillende opvattingen in de breed samengestelde commissie verenigd moesten worden. En over hoe het denken over de arbeidsmarkt van morgen bij Borstlap niet is gestopt na het verschijnen van het rapport.

Werknemer tenzij
Een gelijk speelveld voor alle werkenden, met  basisvoorzieningen voor inkomensderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid en kennisveroudering, contractneutraal. Dat zijn voor Hans Borstlap de kernpunten van het advies van ‘zijn’ Commissie. En dat is net wat anders dan het vaste contract als de norm verklaren. “Deze spanning heb ik in de commissie behoorlijk gehad. Er is een stroming die zegt: de norm is het vaste contract. Je zult mij nooit horen zeggen ‘het vaste contract is de norm’. “

Borstlap beschrijft de zoektocht van de commissie, waarin verschillende invalshoeken vertegenwoordigd waren. “Uiteindelijk hoor je ons zeggen dat we voor alle vormen van werk een gelijker speelveld willen en dat is – als je er goed over nadenkt –  in feite de erkenning dat er niet één werkvorm superieur is aan de ander.”

“Er staat een zinnetje in het tweede deel van het rapport waar ik achteraf niet gelukkig mee ben: het zinnetje ‘werknemer tenzij’, waarbij de werkgever moet aantonen dat iemand een zzp’er is, want in beginsel is het een werknemer.” Dat ‘werknemer tenzij’ begrip uit het rapport wordt te gemakkelijk uit de context gehaald. Het heeft – vindt Borstlap – daarmee heeft een andere lading gekregen dan wat hem betreft de bedoeling was.

Lees hier verder